Terug naar overzicht

Getuigenis van Leonardo de Chirico

Getuigenis van Leonardo de Chirico

Ik ben geboren in de generatie "babyboomers" (tweede helft van de jaren zestig), in sociaal opzicht waren we een ‘normaal’ gezin: vader, moeder en een oudere broer. Economisch gezien waren we niet arm noch rijk en we waren religieus katholiek. Mijn vader was toegewijd aan de heilige Antonius wiens afbeeldingen hij in zijn portemonnee bewaarde en aan wie hij zichzelf iedere avond toevertrouwde. Religie was als een laagje vernis dat onopgeloste problemen verborg. Zoals in zoveel andere gezinnen gingen er groeiende problemen schuil achter de schijnbare ‘normaliteit’.

Toen ik een kind was, kreeg mijn familie op een middag bezoek van een paar protestantse gelovigen, die getipt waren door een protestants familielid om eens op bezoek te gaan. Het waren Zwitserse Duitsers maar zij spraken goed Italiaans. Ze vroegen of we thuis een Bijbel hadden en of we die ooit hadden gelezen. Op de eerste vraag was het antwoord "ja", op de tweede vraag "nee". Zoals veel mensen had het leven van mijn ouders een schijn van religiositeit, gecentreerd rond heidense praktijken, maar waren zij nog nooit in aanraking gekomen met Gods Woord.

Kortom, het lezen van de Bijbel was de sleutel die voor ons een wereld opende die tot zover onbekend was gebleven: het Evangelie van Jezus Christus. Wij waren hadden lezingen uit de Heilige Schrift aangehoord tijdens religieuze bijeenkomsten, maar wij hadden de Bijbel nog nooit begrepen in haar eenheid en gerichtheid op de persoon en het werk van Jezus Christus.

Na een paar maanden had mijn moeder een bekeringservaring. Daarna volgde mijn vader. Hoewel hij zichzelf als religieus beschouwde en dit op zijn eigen manier praktiseerde, realiseerde hij zich dat hij geen ‘gelovige’ was volgens het Woord van God. Mijn familie kwam in een christelijke gemeenschap terecht. Dit werd onze nieuwe familie, zonder bloedverwantschap maar verenigd in het geloof in Christus. Ons leven veranderde: het bestuderen van de Bijbel in de gemeente, het samen eren van God, gebedsbijeenkomsten… het was allemaal nieuw voor ons.

Toen ik opgroeide, begon ik meer te begrijpen van het Evangelie: God schiep alles, inclusief mij; er is iets ernstigs misgegaan (de Bijbel noemt het ‘zonde’); ik ben niet ‘goed’, namelijk een zondaar zonder God; Jezus Christus is de Zoon van God, Die kwam om het verlorene te redden; de gemeente is de familie van gelovigen die leert, dient, getuigt en de wederkomst van Jezus verwacht; de Bijbel is het Woord dat het pad verlicht van degenen die in Hem geloven. Door genade werd ik ook een gelovige. Ik beleed mijn zonden, ontving Gods genade, beleed Jezus Christus als Heere en Redder. Dat was het begin van een verhaal van geloof, hoop en liefde dat, na 50 jaar, tot op de dag van vandaag voortduurt. Het beste moet nog komen.

Terug naar overzicht