Jezus’ leerlingen verrichten in Jezus’ Naam allerlei wonderen, waaronder het uitdrijven van demonen. Johannes ziet ook anderen in Jezus’ Naam demonen uitdrijven. Hij zegt tegen Jezus dat hij het deze mensen verboden heeft. Wat zegt Jezus hierop? Is Hij het met Johannes eens?

Lees Marcus 9:35-50

Jezus zet een kind in het midden. Het doet dit om Zijn leerlingen iets te leren. Hij zegt: “Wij één van zulke kinderen ontvangt in mijn naam, ontvangt Mij. En wie Mij ontvangt, ontvangt niet Mij, maar Hem die Mij gezonden heeft.” Hier ging de vorige bijbelstudie over.

worden als een kind

De evangelist Mattheus beschrijft precies hetzelfde voorval. Maar hij doet net iets uitgebreider verslag dan Marcus. In het evangelie van Mattheus zegt Jezus hetzelfde. Maar hij zegt er nog iets voor:

“Ik verzeker jullie, als je niet verandert en niet wordt als kinderen, kom je het koninkrijk der hemelen niet eens binnen. Wie zich dus klein maakt als dit kind, die is de grootste in het koninkrijk der hemelen.” (Mattheus 18: 3, 4)

Jezus zegt dus dat je je moet vernederen als een kind. Anders kom je het koninkrijk van God niet binnen.

Als hij vervolgens zegt: “Wie één van zulke kinderen ontvangt in mijn naam, ontvangt mij” bedoelt Hij:

“Wie deze gelovigen, naar wereldse normen nietige mensen, vriendelijk en gastvrij ontvangt, ontvangt Jezus Zelf.”

In de Oudheid was een kind onbelangrijk. Het telde eigenlijk niet mee. Zó moeten we als het ware over onszelf denken en zó moeten we ons gedragen. We moeten niet hoogmoedig zijn.

En dat niet alleen. We moeten mensen, die in onze ogen niet veel voorstellen of geen hoge positie hebben, júist ontvangen.

Anderen die wonderen doen

Maar wat als er, buitenom Jezus’ leerlingen, ook mensen zijn die boze geesten uitdrijven? Mogen deze mensen dat wel doen?

Johannes behoorde samen met de andere leerlingen (of: discipelen) tot de hele intieme kring van de mensen die Jezus omringen. Elke ‘rabbi’ (Joodse geleerde) had toendertijd leerlingen. Ook Jezus had deze. Hij had twaalf leerlingen die heel veel bij Hem waren en net als Hij allerlei wonderen deden. Deze leerlingen deden dat in Jezus’ Naam, in de kracht van God. Demonen zijn kwade geesten: de duivel of satan. De duivel staat Gods werk op aarde tegen. Hij zoekt ook niet het beste voor de mensen. In de Bijbel wordt de duivel zelfs omschreven als iemand die mensen naar het leven staat (Johannes 8:44).

Johannes zegt dat hij de mensen die hij demonen heeft uit zien drijven, verboden heeft dit te doen. De reactie van Jezus is opvallend:

“Houd hem niet tegen, want iemand die in mijn naam een machtige daad verricht, zal niet gauw kwaad van Me spreken. Immers, wie niet tegen ons is, is vóór ons.”

Deze uitspraak van Jezus lijkt heel kort door de bocht. Klopt het, strikt genomen wel dat iedereen die niet tégen Jezus en zijn leerlingen is, ook echt vóór hen is?

Bedenk dat Jezus dit zegt in een tijd waarin mensen zich tegen Hem keren en Hem straks zelfs zullen executeren. Wie nu niet tegen Jezus, die straks gemarteld en gedood zal worden, is, zal zeker vóór Hem zijn.

Voor deze week:

- Begrijp je Johannes’ reactie? Hoe zou jij hiermee omgaan?

- Wat vind je van Jezus’ reactie?

- In Johannes 8:44 staat dat de duivel mensen naar het leven staat. Hoe zou hij dat doen?

.