Dat Jezus is opgestaan uit de dood is een geloofskwestie. Dat is waar. Tóch is hier wel meer over te zeggen.

Sommige geleerden geloven, ondanks dat ze Jezus niet zien als Redder en Zoon van God, tóch dat Jezus is opgestaan. Hun argument is dit: Na de kruisiging leek de hoop van de leerlingen vervlogen. Ze waren helemaal verbijsterd en angstig. Een paar weken later is er niets meer van die ontreddering over. Met grote vrijmoedigheid vertellen ze dat Jezus is opgestaan uit de dood, een bewering die hun het leven kon kosten. Waar haalden zij die grote vrijmoedigheid vandaan? Het kon niet anders, of Jezus was werkelijk opgestaan!

In die tijd leefde niet de gedachte dat er een Redder zou komen die uit de dood zou opstaan. Als Jezus niet was opgestaan, had niemand hen geloofd.

Wat verder heel verwonderlijk is aan de geschiedenis van Pasen en de geschriften die daarover zijn geschreven, is dat vrouwen worden aangehaald als de eerste getuigen van Jezus’ opstanding. Toentertijd was het getuigenis van een vrouw waardeloos. De schrijvers van de Evangeliën – die je in de Bijbel terugvindt – wisten dat ze een aanvechtbaar verhaal opschreven. Tóch deden ze het. Ze konden niet anders. Als het waar was geweest dat ze de opstanding van Jezus verzonnen, hadden ze nooit de vrouwen aangehaald als getuigen. Ze hadden wel een geloofwaardiger verhaal kunnen schrijven!